‘Mama is even bezig, kom je zo helpen ja?’ Deze zin doet je meteen denken aan een moeder die tegen een kind praat. Je hoort het overal en doet het waarschijnlijk zelf ook als je tegen een baby of een jong kind praat. Het is ook helemaal niet gek om op deze manier te praten. Toch zou het in een andere situatie niet heel normaal zijn. Stel je voor, je zit op kantoor en je zegt tegen je collega’s: “[je naam] gaat even een plasje doen, oké?” Ik garandeer je, je collega’s gaan jou heel bevragend aankijken.
Waarom praten we in de derde persoon tegen kinderen?
Je praat gewoonlijk niet in de derde persoon of met een hoog stemmetje, en toch doe je dat automatisch als je tegen jonge kinderen praat. Omdat dit zo normaal is heeft het een term, namelijk: Motherese, Parenthese of Child Directed Speech (CDS). De definitie ervan is heel simpel: het is de spontane manier waarop moeders, vaders en verzorgers tegen baby’s en jonge kinderen praten. Sommige mensen noemen het aanstellerig en overdreven en ergeren zich aan deze manier van praten. Maar het is niet voor niets dat mensen dit doen, je bevordert de taalontwikkeling ermee! Het heeft dus wel degelijk zin om met een hoge stem tegen kinderen te praten.
Babypraat heeft drie karaktereigenschappen
- Hoge toonhoogte tijdens het praten,
- In de derde persoon praten, in plaats van in de eerste en tweede persoon,
- Bepaalde woorden versimpeld gebruiken – denk bijvoorbeeld aan ‘kiekeboe’ en ‘plasje doen’.
Er zijn al veel onderzoeken gedaan naar waarom het voor kinderen fijner is als je op een hoge toonhoogte praat en men gebruikt versimpelde woorden om het voor kinderen makkelijker te begrijpen te maken. De vraag is waarom we nou in de derde persoon praten tegen kinderen. Is dit van waarde voor hun taalontwikkeling?
Hoe leren kinderen praten?
Als eerste het taalverwervingsproces, wat houdt dit nou precies in? Een pasgeborene moet van alles ontwikkelen en spreken is daarvan één van de belangrijkste. Het leren van een taal gebeurt tussen de leeftijd van nul tot en met vijf jaar. De gemiddelde vijfjarige kan de taal dus beheersen als volwaardig communicatiemiddel. Een vijfjarige praat echter natuurlijk nog niet zo goed als een doorsnee volwassene. Als je het eindpunt wilt vaststellen op echt correct spreken volgens de regels van de moedertaal dan wordt over het algemeen 9 jaar aangehouden. Dit is natuurlijk geen definitief eindpunt, want elk kind (en volwassene) leert continu nieuwe woorden en elk kind ontwikkelt zich op een eigen tempo.
De fasen van leren van een taal
In het taalverwervingsproces worden een aantal periodes en fasen onderscheidden. Allereerst de pre linguale periode van nul tot één jaar oud. Deze wordt prelinguaal genoemd, omdat het kind nog geen taal gebruikt in de bekende betekenis. Deze periode gaat vooral om het herkennen van klanken.
Hierna komt de vroeg linguale periode, van één tot ongeveer tweeëneenhalf jaar oud. Hierin verandert betekenisloos brabbelen in betekenisvol taalgebruik.
Vervolgens de differentiatiefase – van tweeëneenhalf tot ongeveer vijf jaar oud –, waarin het kind zich als persoon wil differentiëren van zijn omgeving en het daarom bezig is met het verwerven van ‘ik’ en ‘mijn’.
Als laatst komt de voltooiingsfase, die betrekking heeft op kinderen van ongeveer vijf tot negen jaar oud. Vanaf vijf jaar oud zit een kind, meestal, in groep drie, waarin het leert lezen en schrijven. Daarmee worden ook de juiste werkwoords-, meervouds- en vervoegingsvormen enzovoorts aangeleerd.
Deze periode is de afwerking van de taalverwerving, zodat het kind zijn taal vormelijk beheerst zoals een doorsnee volwassene. Het taalverwervingsproces is dus het proces van de taalontwikkeling van een pasgeboren kind tot een kind van ongeveer tien jaar oud.
Lees hier ook meer over de taalontwikkeling en hoe dit bij baby’s gaat: https://www.nporadio1.nl/wetenschap-techniek/3542-waarom-je-tegen-baby-s-kinderachtig-moet-praten
Babypraat door Charles Ferguson
Motherese, ook wel Child/Infant Directed Speech genoemd, of Parenthese zijn allemaal woorden voor babypraat! De term refereert naar de spontane manier waarop moeders, vaders en verzorgers tegen baby’s en jonge kinderen praten. In 1964 heeft de Amerikaanse taalkundige Charles A. Ferguson babypraat gedefinieerd (Ferguson, C.A. (1964) Baby Talk in Six Languages). Het is een welbekende, speciale vorm van spreken die voorkomt in verschillende talen.
Ferguson heeft heel precies onderzoek gedaan naar infant-directed speech (IDS) – in verschillende talen. Vanaf het moment dat dit onderzoek uitgebracht is, is er over de hele wereld uitgebreid onderzoek gedaan met betrekking tot verschillende situaties en contexten. Vooral door onderzoekers die zich interesseerden in het verwerven van taal. Veel onderzoeken hebben aangetoond dat vanaf de geboorte, baby’s een voorkeur geven aan Motherese, in plaats van normaal spreken, als het gaat om aandacht trekken van een baby. Sommige onderzoekers geloven dat Motherese een belangrijk deel is van het proces voor een goede emotionele band tussen ouder en kind (Shore, Rima. (1997). Rethinking the brain: New insights into early development). Uit experimenten blijkt dat pasgeborenen veel meer interesse tonen als ze op hoge tonen en met korte zinnen worden toegesproken. Volgens hoogleraar taalverwerving aan de Universiteit van Leiden Claartje Levelt, verhoogt dat de aandacht en stimuleert dat het leerproces bij de allerkleinsten. Nog meer voorbeelden van kenmerken van Motherese zijn het gebruiken van: een overdreven intonatiepatroon, korte en eenvoudige zinnen, veel herhalingen en veel verkleinwoorden.
Het onderzoek van Charles A. Ferguson is hier te vinden:
https://doi.org/10.1525/aa.1964.66.suppl_3.02a00060
Praten in de derde persoon
We hebben (vrijwel) allemaal een innerlijke stem die ons begeleidt in het leven. Denk bijvoorbeeld aan een film, waarin iemand (vaak een vrouw) voor de spiegel gaat staan en dan tegen zichzelf zegt: “Emma, je kan dit! Kom op!”. Dit gebeurt ook niet alleen in films, in het echte leven doen mensen dit ook, want je krijgt er motivatie en zelfverzekerdheid van. En het leuke is, het is wetenschappelijk bewezen dat het nog werkt ook! Recent onderzoek toont namelijk aan dat de taal die je gebruikt tijdens het ‘tegen jezelf praten’ ervoor zorgt dat je meer zelfcontrole krijgt. Vooral als je dan je eigen naam gebruikt, dus in de derde persoon ‘praat’, in plaats van dat je de eerste persoon, dus ‘ik’, gebruikt. Het zorgt ervoor dat je meer controle krijgt over je gedachten, gevoelens, en je gedrag wanneer je stress ervaart. Maar hoe gemakkelijk is dit eigenlijk? Emoties reguleren wordt gezien als een proces waar je veel (cognitieve) moeite in moet steken. In een onderzoek gedaan door elf (!!) onderzoekers van verschillende universiteiten in Amerika, komt uit het resultaat de conclusie dat als je de derde persoon gebruikt tijdens het innerlijke tegen jezelf praten, dit een moeiteloze vorm van emotionele controle is wanneer je negatieve gedachten/gevoelens ervaart. Dat betekent dat je geen moeite hoeft te doen om je emoties te controleren, door simpelweg (in je hoofd) tegen jezelf te praten in de derde persoon. Nooit gedacht dat het zo makkelijk was! Dit resultaat kwam uit de predicatie dat mensen vrijwel alleen namen gebruiken om naar andere mensen te refereren. Dus, er is een verband tussen namen gebruiken en over anderen nadenken. Dat insinueert dat als je tegen jezelf zou praten terwijl je je eigen naam gebruikt, je automatisch jezelf ziet als iemand anders. Je kan ook makkelijker kalm nadenken over andermans emoties, dan over die van jezelf. Dit alles is onderzocht door de hersenactiviteit te meten, terwijl iemand over zichzelf sprak in de derde persoon. Hoe dit precies in z’n werk ging, zal ik jullie besparen want zelf snap ik er ook weinig van (als dit je wel interesseert, klik dan op de volgende link voor het onderzoek: 10.1371/journal.pone.0078103). Het komt erop neer, dat wanneer de deelnemers aan het onderzoek naar zichzelf refereerden met de eerste persoon, dus ‘ik’, in bijvoorbeeld stressvolle situaties, ze zich negatief bleven voelen. Terwijl als deelnemers naar zichzelf refereerden met de derde persoon, dus door hun eigen naam te gebruiken, in stressvolle situaties, ze zich veel minder negatief voelden. Maar ja, wat heeft dit nou weer te maken met in de derde persoon praten tegen jonge kinderen? Daar komt snel een antwoord op!
Kan angst deels verhelpen
Andere onderzoeken tonen aan dat het gebruik van de derde persoon voor mensen met sociale angst, deze angst deels kan verhelpen, door het te gebruiken wanneer diegene sociale angst ervaart. Dit komt omdat je dan naar jezelf kan kijken alsof je een ander persoon bent. Hierdoor heb je meer controle over je emoties en gevoelens, wat er weer voor zorgt dat je rustiger tegen stressvolle of negatieve situaties aan kan kijken. De conclusie hiervan is dat je er zelfverzekerder van wordt. Dus als ouders de derde persoon gebruiken, maken ze zich los van de emotionele situatie, waardoor ze hier anders op kunnen reageren. Beter gezegd, het praten in de derde persoon helpt een ouder onzekerheid af te schermen tegenover zijn of haar kind(eren), waardoor ze zelfverzekerder reageren. En niet alleen ouders doen dit, ook oppassers gebruiken het! Ik betrapte mij er zelf ook op laatst. Ik was aan het oppassen op mijn vaste oppasgezin via Nina.care, en mijn 2-jarige oppaskindje en ik deden boodschappen. We waren klaar en ik zei: “Julia gaat even het boodschappenmandje terugleggen, oké?” Een minuut later dacht ik, waarom praat ik eigenlijk in de derde persoon? Dat doe ik normaal nooit! Nou hierom dus…
Het is nuttig voor het leren van voornamen
Een ander aspect van de waarde van in de derde persoon praten tegen kinderen is dat het nuttig is voor jonge kinderen om voornaamwoorden te leren. Kinderen begrijpen vaak het concept van ‘ik’ en ‘jij’ nog niet helemaal, dus als je ‘ik’ gebruikt als ouder, kan het kind naar de ouder gaan verwijzen als ‘ik’. Dit is natuurlijk niet de bedoeling. Ook is eerder gezegd dat in de differentiatiefase van het taalverwervingsproces, het kind zich wil differentiëren van de omgeving, en dan het gebruik van ‘ik’ en ‘jij’ correct gaat gebruiken. Je kunt dus het beste in de derde persoon praten tegen een jong kind, tot je merkt dat ze het ‘ik-en-jij-concept’ begrijpen of als ze ineens ook in de derde persoon gaan praten. Dat moeten we natuurlijk niet hebben.
Kan helpen bij het identificeren van mensen
Als laatste kan het ook nog helpen bij het identificeren van mensen in de omgeving van het kind. Al die nieuwe mensen en gezichten zijn niet makkelijk te onthouden voor een jong kind.
Als iedereen naar zichzelf refereert met hun eigen naam (dus in de derde persoon), of ‘mama’, ‘papa’, ‘opa’ of ‘oma’ enzovoorts, is het voor het kind makkelijker om iedereens naam of aanduiding te onthouden.
En niet alleen ouders gebruiken de derde persoon wanneer ze tegen jonge kinderen praten, ook veel oppassers van Nina.care doen dit (de achtergrond etc. van oppassers, kun je altijd even checken op nannynina.nl)! Veel van hen hebben een pedagogische achtergrond of doen een studie waarbij je met kinderen werkt, en die passen dit ook toe, om zelfverzekerder over te komen. Ook wordt het natuurlijk gebruikt om het kind (of de kinderen) te helpen met hun taalverwerving. Kortom, er zijn alleen maar voordelen van het gebruik van de derde persoon! Als je tegen kinderen praat tenminste…
Conclusie kinderpraat
Het antwoord op de vraag: ‘Wat is de waarde van in de derde persoon praten tegen jonge kinderen (voor hun taalverwerving)?’, is als volgt: het is goed voor hun taalverwerving, omdat ze nog niet het concept van ‘ik’ en ‘jij’’ begrijpen. Ook helpt het bij het zelfverzekerd overkomen voor een ouder tegenover een kind. Daarnaast is het lastig voor het kind om alle namen en aanduidingen in zijn of haar omgeving te onthouden, dus naar jezelf verwijzen met je naam of aanduiding (mama of papa) helpt het kind bij onthouden. Ten slotte is het ook nog eens goed voor het controleren van je emoties, want het kost geen moeite! Dus als je weer eens een keer boos bent, omdat je kind je nieuwe behang vol heeft gekladderd met stiften in alle kleuren van de regenboog, praat je gewoon tegen je innerlijke jezelf met je eigen naam, en vervolgens tegen je kind in de derde persoon. Dan kan je eerst je (boze) gevoel controleren en ook nog zelfverzekerd overkomen. Alleen maar pluspunten! Blijf dus vooral de derde persoon gebruiken. (Maar wel alleen bij baby’s en jonge kinderen, want nogmaals, op werk zal je raar aangekeken worden…)
Literatuurlijst
Ferguson, C.A. Baby talk in six languages. (1964) Center for Applied Linguistics
Moser, J.S. & Doughtery, A. & Mattson, W.I. & Katz, B. & Moran, T.P. & Guevarra, D. & Shablack, H. & Ayduk, O. & Jonides, J. & Berman, M.G. & Kross, E. Third-person self-talk
facilitates emotion regulation without engaging cognitive control: Converging evidence from
ERP and fMRI (2016) Scientific Reports
Moser, J.S. & Doughtery, A. & Mattson, W.I. & Katz, B. & Moran, T.P. & Guevarra, D. & Shablack, H. & Ayduk, O. & Jonides, J. & Berman, M.G. & Kross, E. Self-Talk as a
Regulatory Mechanism: How You Do It Matters (2014). Journal of PErsonality and Social
Psychology
Gillis, S. & Schaerlaekens, A.M. Kindertaalverwerving. Een handboek voor het Nederlands
(2000). Uitgegeven door Martinus Nijhoff uitgevers te Groningen
Schaerlaekens, A.M. De taalontwikkeling van het kind. Een oriëntatie in het Nederlandstalig onderzoek. (1977) Wolters-Noordhoff, Groningen
Shore, Rima. (1997). Rethinking the brain: New insights into early development